27/09/2021
Vaak krijg ik de vraag bij de Trevifontein: “Waar blìjven al die muntjes die de toeristen erin gooien?”
Iedere maandagochtend zie ik een team mannen met grote laarzen aan de Fontein schoonmaken. Ze vegen de bergen muntjes met bezems bij elkaar vegen en nemen ze in grote zakken mee. In de krant lees ik dat het geld voor de Caritas wordt gebruikt.
Maar eerder ging het anders. Godfried Bomans ziet het in 1954 met eigen ogen:
“Ik had er juist gisteravond een fonkelnieuw dubbeltje ingegooid, en besloot diezelfde avond op de loer te gaan liggen, om te kijken waar ons goede Nederlandse geld eigenlijk blijft.
Eerst om half drie ’s nachts werd mijn bezorgdheid beloond.
De twee carabinieri, die al die tijd op wacht hadden gestaan, slenterden naar huis en hoepla, daar sprongen wel zeven spiernaakte jongetjes achter het Neptunusbeeld te voorschijn en plompten precies gelijk het water in.
Tezelfdertijd traden de zeven vaders, die zich eveneens verdekt hadden opgesteld, aan het licht en begonnen de penningen, die hun in de natte vuistjes werden aangereikt, te innen met de onbewogenheid van kassiers, die hartelijk naar sluitingstijd verlangen.
De zeven kereltjes werden hierna in hun buisjes gehesen en naar huis gejaagd, de zeven vaders begaven zich onverwijld naar een naburige tapperij, om daar aan een houten tafeltje zich rekenschap te geven van de totale opbrengst, die in ordelijke muntstapeltjes, naar nationaliteit was gerangschikt.”